De erfenis van Portmán: natuurramp van ongekende omvang in Murcia
In dit artikel:
De baai van Portmán, aan de kust van Murcia nabij Cartagena, blijft een van de zwaarst getroffen milieupercelen van de Middellandse Zee. Tussen 1957 en 1990 dumptte het Franse mijnbedrijf Peñarroya meer dan 60 miljoen ton mijnafval in de baai; als gevolg schoof de kustlijn meer dan 550 meter op en reikte de vervuiling tot twaalf kilometer de zee in. Greenpeace noemde het destijds de grootste ecologische aanslag in de regio.
In mei 2025 heeft de Spaanse regering het oorspronkelijke plan voor volledige sanering definitief laten varen. In plaats van de giftige grond te laten verwijderen kiest minister Sara Aagesen (Ecologische Transitie) ervoor de vervuilde sliblagen ter plaatse af te dekken. Volgens technische rapporten zou verwijdering te complex en te risicovol zijn; die uitleg stuit op felle verontwaardiging bij omwonenden, milieuorganisaties en oppositiepartijen, met name tussen PP en PSOE.
Het debat escaleerde op 20 mei in de Senaat, toen senator Francisco Bernabé een afgesloten zakje met Portmán-zand aan Aagesen overhandigde. De PSOE vroeg de Senaatspolitie te onderzoeken of de minister gevaar had gelopen; de politie oordeelde dat het dichtgeknoopte zakje geen direct risico vormde, in tegenstelling tot de dagelijkse blootstelling van lokale bewoners. Analyses van politie- en Universiteit van Murcia-experts tonen aan dat het zand zware metalen bevat, waaronder lood en arsenicum, stoffen die bij inademing of inslikken ernstige gezondheidsklachten kunnen veroorzaken.
Lokale bestuurders vrezen dat het afdekken de toeristische en economische toekomst van de streek blokkeert en noemen de beslissing een zware klap voor de regio. De zaak laat Portmán achter als zowel een ecologische tragedie als een politieke testcase over verantwoordelijkheid en risicobeheer.