De gestolen baby uit Murcia: "Blijkbaar lig ik begraven in Granada"

dinsdag, 4 november 2025 (08:19) - InSpanje

In dit artikel:

Antonio Marín Moreno (50) uit Murcia droeg zijn hele leven een onopgelost vraagstuk met zich mee: wie zijn zijn echte ouders? Op negenjarige leeftijd hoorde hij dat hij geadopteerd was en dat zijn adoptieouders destijds “een miljoen peseta’s” hadden betaald omdat men dacht dat het om een legale adoptie ging. Dit jaar ontdekte Antonio dat zijn geboorteakte logischerwijs misleidend was: hij staat vermeld als afkomstig uit Cartagena, maar zijn biologische familie woont in Granada en gelooft al vijftig jaar dat de baby bij de geboorte is overleden en begraven.

Zijn zaak valt binnen het grotere en schrijnende patroon van de zogeheten gestolen baby’s in Spanje — een praktijk die begon onder het Franco-regime en zich uitstrekte van de jaren veertig tot ver in de jaren negentig. In de eerste decennia na de burgeroorlog speelde ideologie een rol: het regime wilde vermeende politieke andersdenkenden ‘zuiveren’ en raakte overtuigd van het absurdistische idee van een erfelijke “rode gen”, waardoor kinderen van linkse ouders vaak werden weggehaald. Later kwamen daar economische en maatschappelijke motieven bij: ongehuwde moeders, arme gezinnen of vrouwen die niet in het katholieke ideaal pasten werden vaak onder druk gezet of misleid. In ziekenhuizen en kloosters verdwenen pasgeborenen; ouders kregen soms een gesloten kist mee zonder ooit het lichaam te zien.

Slachtofferorganisaties schatten dat tussen de jaren veertig en negentig mogelijk tot 300.000 kinderen op oneigenlijke wijze van hun ouders zijn gescheiden, een cijfer dat niet door de staat is bevestigd. Veel betrokkenen — artsen, verplegers, nonnen — zijn inmiddels overleden of nooit vervolgd en veel zaken lopen spaak door verjaring en gebrek aan documenten. Daarom dringen belangenorganisaties aan op erkenning van deze praktijken als misdaden tegen de menselijkheid, zodat ze juridisch niet kunnen verjaren.

Pas vanaf de jaren 2000 kwam het onderwerp echt in het publieke bewustzijn, toen groepen zoals SOS Bebés Robados en andere verenigingen begonnen met het verzamelen van getuigenissen en het opbouwen van DNA-databanken. Sinds 2011 opende de Spaanse justitie meer dan tweeduizend dossiers, maar slechts een klein deel bereikte daadwerkelijk de rechtszaal; veel onderzoeken stranden door ontbrekend bewijs.

In Antonio’s persoonlijke zoektocht speelde media-aandacht sinds 2017 een rol: geïnspireerd door reportages meldde hij zich bij SOS Bebés Robados en ging hij zijn verleden uitzoeken. Jarenlang leidde dat tot valse sporen en negatieve DNA-tests. Deze zomer bracht een vondst door een vrouw uit Granada, Luna, het doorbraakmoment: haar familie had altijd verteld dat een pasgeboren zoon kort na de bevalling was overleden en begraven, maar zij herinnerde zich dat verpleegsters het kind hadden meegenomen en het huilend had gezien. Een DNA-test wees uit dat er een 99,9 procent kans was op directe verwantschap — de jongen van toen leeft nog en blijkt Antonio te zijn.

De ontdekking wekt gemengde gevoelens: opluchting en verwarring. Antonio noemt zijn adoptieouders nog steeds “mijn echte ouders”, maar wil nu desondanks de waarheid laten uitzoeken en overweegt een officiële klacht in te dienen, ook al zijn juridische stappen moeilijk vanwege verjaring en gebrek aan bewijs. Zijn biologische moeder leeft nog, hij heeft opeens drie broers en zussen, en hij hoopt op dialoog en opheldering — onder meer of er echt een graf in Granada is met zijn naam.

Antonio’s verhaal is exemplarisch voor een land dat nog steeds worstelt met de nasleep van decennia van stilzwijgen, bureaucratische doofheid en onvolledige gerechtigheid voor duizenden slachtoffers en nabestaanden.