In Spanje woont niemand verder dan 50 kilometer van een massagraf
In dit artikel:
Spanje draagt nog steeds de fysieke littekens van de Burgeroorlog en het daaropvolgende Franco-regime: bijna 6.000 geregistreerde massagraven (fosas) uit de jaren van 1936–1939 en de dictatuur. Geschat wordt dat ongeveer 140.000 mensen tot 1950 zijn omgekomen door opstandelingen en het regime, en ruim 49.000 door Republikeinse acties. De verspreiding is zo groot dat er op het vasteland geen plek verder dan 50 kilometer van een fosa ligt; zelfs in Carboneras (Almería) is het dichtstbijzijnde graf onder die afstand.
Een nieuwe interactieve ‘Mapa de fosas’ maakt die verspreiding zichtbaar en biedt families een middel om erkenning te zoeken. De opgravingen begonnen serieuzer rond 2000, toen Priaranza del Bierzo een van de eerste wetenschappelijke exhumaties was. De VN riep Spanje in 2014 op om alle vermisten actief te zoeken, een aansporing die het werk van onderzoekers en nabestaanden heeft versterkt.
Sinds 2000 zijn zo’n 17.000 lichamen opgegraven; DNA-onderzoek leidde tot ongeveer 700 identiteiten, maar nog altijd liggen ruim 11.000 resten onbehandeld op begraafplaatsen, in grotten of elders, vaak zonder waardige herbegraving. Veel fossas zijn praktisch moeilijk te benaderen omdat ze onder wegen, gebouwen of bestaande begraafplaatsen liggen, wat opgravingen duur en langdurig maakt.
Grote vondsten benadrukken de schaal: in Málaga (begraafplaats San Rafael) werden 2.840 lichamen aangetroffen, in Sevilla (Pico Reja) 1.786. Sommige locaties zijn berucht om hun omvang — Órgiva (Granada) wordt genoemd met ongeveer 5.000 slachtoffers, Paracuellos de Jarama rond 3.000–5.000, en Paterna (Valencia) heeft 152 fossas met in totaal 2.237 gefusilleerden. De opgravingen en kaartgeving zijn niet alleen archeologische acties maar ook onderdeel van een breder verhaal over herinnering, gerechtigheid en de erkenning van slachtoffers in het hedendaagse Spanje.